Gerard
‘Ga weg! Eruit!’ dreigend heft hij zijn vuist naar mij op. Zijn ogen zijn opengesperd, zijn pupillen staan wagenwijd open. Ik weet niet waar ik moet beginnen. Hij sloft de hele ochtend al over de gang, aan de vorm van zijn pyjamabroek zie ik dat zijn incontinentiemateriaal ergens halverwege zijn bovenbenen moet hangen. De lichaamsgeur die hij met zich meedraagt is niet aangenaam te noemen. Ik besluit hem nog maar weer even met rust te laten. We ‘tobben’ al een tijdje met Gerard. Door zijn dementie is hij agressief geworden. Er zijn al heel wat benaderingsplannen op hem losgelaten. En ik geloof dat onze arts inmiddels aandelen heeft in het voorschrijven van rustgevende medicatie. Elke twee weken wordt hij besproken in het overleg met de arts, psycholoog en psychomotorisch therapeut. We zoeken naar mogelijkheden, naar oplossingen om hem weer comfortabel te krijgen. Want dat is nodig.
Op dit moment is het onmogelijk om hem te verzorgen. Heel soms, heel soms lukt het, dan krijgen we contact met hem en kunnen we hem op zijn minst verschonen. Maar vaak loopt hij in de middag nog vervuild rond als zijn dochter op bezoek komt. Ze vindt het afschuwelijk om haar vader zo te zien. En ze vindt het nog erger dat de zorg de agressie van haar vader moet incasseren. De dochter probeert zelf ook altijd om haar vader te verzorgen. In het begin hielp dit en stond hij het toe. Maar de laatste tijd is ook dat lastiger geworden. Ook zijn dochter incasseert de gevolgen van zijn gedragsverandering. Als de situatie ondragelijk en onmenselijk is geworden besluit de arts dat we hem mogen gaan verzorgen met behulp van midazolam. Een sterk rustgevend middel. De inhoud van een ampul mogen we mengen met chocolademelk omdat dat het enige product is wat hij zonder problemen drinkt. Het duurt nog ruim drie kwartier voordat de midazolam werkt en we hem kunnen verzorgen.
Gerard scheldt niet meer, hij heft zijn vuist niet meer op, hij probeert ons niet meer weg te duwen, hij trapt niet meer in de richting van de zorgmedewerkers. We verzorgen hem, we verschonen hem, geven hem schone kleding aan. We kammen zijn wilde haren voorzichtig omdat we weten dat hij daar een hekel aan heeft en ondertussen proberen we Gerard rechtop de rand van het bed te laten zitten. De midazolam werkt, hij is moe, hij is versuft, hij is van de wereld. Na de zorg leggen we hem op bed tussen de schone lakens. Daar ligt hij dan, fris gewassen en verzorgd, zijn roes uit te slapen. Als zijn dochter de slaapkamer binnenkomt huilt ze. ‘Dit is toch geen leven meer,’ snikt ze ‘dit is mijn vader niet meer. Het beste zou zijn als hij zou overlijden, dat is nog menswaardiger dan deze situatie.’ Ze aait haar vader over zijn gezicht. De tranen stromen over haar wangen en mijn hart, mijn hart huilt met haar mee
Reactie plaatsen
Reacties